Lieve Emy,
Laatst had ik een gesprek met mijn oom, de broer van m’n vader. We stonden samen te roken en hadden het over het verschil tussen zijn generatie en de mijne. Een van de grootste verschillen bleek dat hij een generatie individuen op ziet groeien die steeds langer single blijven. Dit komt volgens hem door een grotere zelfredzaamheid, ingegeven door een grotere verantwoordelijkheid voor het inrichten van je leven, een verantwoordelijkheid die al op jonge leeftijd een scala aan keuzemogelijkheden biedt. Dit maakt kiezen in het algemeen en kiezen voor een partner in het bijzonder lastig(er): hoe meer keuzes je hebt, hoe meer opties je moet afstrepen, hoe groter de angst om een verkeerde keuze te maken.
Gevolg hiervan is dat de keus voor een partner wordt uitgesteld, omdat de noodzaak ontbreekt: alleen, maar tevreden met het leven. Toch blijft er iets wringen; het streven naar een partner blijft: iemand waar je altijd bij in de buurt wil zijn, ook als je moet huilen, die je grillen en grollen neemt voor wat ze zijn omdat jullie samen een basis hebben gelegd die stevig is, een fundament waarop een toekomst wordt gebouwd.
Het lijkt de bedoeling dat je je eigen wandeltempo kiest, een tempo dat jou welbevallig is, waarin je prettig je levenspad bewandelt. Hoe langer je loopt, hoe beter je weet welk tempo jouw tempo is, hoe moeilijker het wordt om iemand te vinden die dat tempo naast jou mee kan lopen; niets zo lastig als een wandelaar die net te langzaam of net te snel gaat.
Wat denk jij? Hoe verhouden zelfontplooiing en de (schier oneindige) keuzemogelijkheden zich tot het ideaal van en de zoektocht naar irrationele, onvoorwaardelijke liefde? Is het slecht om lang single te blijven en moet je maar voor ‘zomaar iemand’ kiezen, of heb je niets te kiezen en is het hopen op een onverwachtse kruising waar die ene al een tijdje op je staat te wachten?
Lieve Rolf,
Het is een mooi toeval dat je me dit vraagt net nu ik Renzo Verwers Liefdesmarkt uit heb. Verwer ziet het idee van ‘de happy single’ als een ‘mythe’ die ontkracht dient te worden. Als singles zo happy zijn, waarom zitten ze dan massaal op datingsites en barkrukken? Ze doen alsof ze niet op zoek zijn, maar willen maar wat graag gevonden worden. Het boek is vrij rancuneus, maar ik kan Verwer alleen maar gelijk geven als hij stelt dat het van valse romantiek getuigt om te zitten hopen dat ‘de ware’ zomaar uit de lucht komt vallen. Zoals ik al eerder tegen je heb gezegd: voor liefde moet gewerkt worden.
Dat lost het probleem van de keuzemogelijkheden echter niet op: als er dan gewerkt moet worden, voor wie ga je dan werken? En als er voor de één minder hard gewerkt hoeft te worden dan voor de ander, kies je dan voor ‘makkelijk’ of voor ‘uitdagend’? Wat in de eerste paar weken uitdagend is, wordt na een paar maanden doodvermoeiend. Voor je het weet heb je een burn-out van al je geploeter voor de liefde.
Geen wonder dat mensen zolang het kan vakantie vieren op relatiegebied: komen en gaan wanneer je zelf wilt. Maar altijd maar vakantie gaat ook vervelen en tegelijkertijd wordt het met het aanhouden van de vakantie steeds moeilijker weer in een werkritme te komen. Jij gebruikt de vergelijking van de wandelaar, en ik denk dat je gelijk hebt: al die jaren ‘zelfontplooiing’ maken je steeds minder plooibaar.
Maar plotseling staat Zij voor je neus, en je wordt plooibaar als een pakje boter in de zon. Blijf er gerust op hopen zolang je nog jong bent. Ik vraag me alleen af: mocht die onverwachtse kruising voorvallen, moet het daarna dan ook allemaal onverwachts blijven, of worden er alsnog afspraakjes gepland? Wanneer verandert de lotsbeschikking in een bewuste keuze, en wanneer begint de vraag zich weer aan te dienen of dit dan wel de juiste keuze was?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten