zondag 2 oktober 2011

Moederskindjes vs. Ramblin’ Men


Lieve Rolf,


Ken je het programma ‘Wie trouwt mijn zoon?’? Vijf verwende mannen gaan daarin op zoek naar liefde, bijgestaan door Robert ten Brink en door hun moeders, bij wie ze nog wonen. Als Italianen gaan zij rechtstreeks van de moeder naar de vrouw (eentje naar de man). Elk op hun eigen manier zijn ze week geworden van alle vertroeteling. Hilbert en Lars kunnen alleen aan zichzelf denken: de eerste wil zijn potentiële geliefdes niet eens in zijn (moeders) huis laten en de tweede denkt dat het geen probleem is om een meisje dat je nog nauwelijks kent tijdens een date te vragen lingerie te passen terwijl jij toekijkt. Beveiliger Jeroen kan niet voor zichzelf opkomen en Elmer lijkt verward waar de wensen van zijn moeder eindigen en die van hemzelf beginnen.


Als ik deze moederskindjes zie stuntelen verlang ik naar hun schijnbare tegenpool, de man die niets of niemand nodig heeft, die komt en gaat waar hij wil. De ramblin’ man, de vrijbuiter, die bij moeder noch vrouw kan blijven, hij moet zwerven. De stoere eenzaat die aan het eind van de western de zonsondergang tegemoet rijdt, of, aan het eind van de film noir, een sigaret opsteekt en in de nacht verdwijnt. De vrouwen die zij hebben gered blijven achter met een net wat minder spannend exemplaar. 

Misschien is de grootste aantrekkingskracht van een ramblin’ man voor een vrouw de uitdaging om degene te zijn die hem vast kan leggen. Dat zijn liefde voor haar zo groot is dat hij bereid is er vrijheid voor in te leveren, of, beter, dat hij vrijheid kan vinden in haar liefde. Maar je ziet de paradox: zodra je een ramblin’ man succesvol weet te binden is het geen ramblin’ man meer. Voor je het weet zit je met een moederskindje.

Enerzijds bewonder ik ramblin’ men, vooral als zij artiesten zijn. Aan de andere kant zit in de dwangmatige vermijding aan wie dan ook verantwoording af te leggen iets kinderlijks en verwends. Ik moet dan denken aan Alekos Panagoulis, een Griekse verzetsstrijder en dichter die in de jaren zeventig een liefdesrelatie had met de stijlvolle Italiaanse journaliste Oriana Fallaci, die hij tijdens haar moeizame zwangerschap – zij was al halverwege de veertig – geheel aan haar lot over liet. Het kind sterft nog voor het geboren wordt.

Als er een kind in beeld komt, wordt ineens duidelijk hoe zelfzuchtig de ramblin’ man is in zijn onvermogen verantwoordelijkheid te nemen voor wie hij kwetst. Hij neemt enkel verantwoordelijkheid voor heldendaden.

Dan lijkt de sullige beveiliger Jeroen ineens zo gek nog niet. Dat is in elk geval een lieverd. En dan vraag ik me af welke deugden mannen zelf het belangrijkst vinden, welk ideaalbeeld zij nastreven. De Griekse pantoffelheld antwoordde op de vraag wat volgens hem een man was: ‘moed hebben, waardigheid hebben (…), geloven in de mensheid’. En: ‘durven lief te hebben zonder je vast te klampen aan de liefde.’ Praten kon hij wel. Wat Rolf, maakt volgens jou een man?



Lieve Emy,

Zelden vroeg je me me zo uit te spreken als nu. Met recht een braincracker, want: wie zichzelf als man de vraag ‘wat maakt volgens jou een man’ beantwoordt, neemt stelling, stelt een doel, beschrijft zichzelf of een ideaalbeeld van zichzelf. En dat schept verwachtingen. Maar, het moet kunnen.

In je vraag schets je een tegenstelling die volgens mij draait om (on)afhankelijkheid. Aan de ene kant staat de man die door z’n omgeving – in dit geval z’n moeder – niet is losgelaten. Hij heeft nooit zijn eigen keuzes hoeven maken en bij het niet maken van die keuzes is het hem ook nog eens gemakkelijk gemaakt: hij leeft zonder verantwoordelijkheid, in grote afhankelijkheid. De man die je er tegenover zet is de klootzak, de man die handelt en zich daarna omdraait. Ook hij neemt geen verantwoordelijkheid, maar is wel onafhankelijk. Het heeft echter, zoals je al aangeeft, iets infantiels: het rebellerende als uiting van een terugverlangen naar een illusoire kindertijd.

De vraag die zich opdringt lijkt mij: hoe kwalijk is het als een man niet instaat voor zijn eigen daden? Dit lijkt me een van de essenties in het leven: hoe ga je om met anderen, hoe zorg je ervoor dat wat je doet niet contrastreert met wat je vindt? En wat heeft wat je vindt – dus wat je morele standaarden zijn – voor invloed op de dagelijkse praktijk die leven heet?

Als je met een ander een vertrouwensrelatie aangaat – of het nu je kind, je partner of een vriend is – spreek je onbewust met elkaar af dat je je tot op een bepaalde hoogte afhankelijk van elkaar maakt. Die afhankelijkheid gaat over kwetsbaarheid en het vertrouwen dat die ander jouw kwetsbaarheid niet schaadt. Waar het moederskindje zulke relaties alleen maar lijkt te kunnen aangaan wanneer hij zorg ontvangt, gaat de ramblin’ man die relaties überhaupt niet aan.

Op de lijn met als uitersten afhankelijkheid en onafhankelijkheid zijn ramblin’ man en moederskindje tegenpolen. Op de lijn tussen verantwoordelijkheid nemen en je verantwoordelijkheid als een tiener over je schouder wegwerpen staan ze aan dezelfde, verliezende kant. Het leven gaat namelijk niet alleen om nemen, het gaat ook om geven. De man die slechts neemt is afhankelijk of onafhankelijk van anderen, maar in ieder geval onverantwoordelijk: hij maakt misbruik van de ander, is niet in staat een evenwichtige vertrouwensrelatie aan te gaan. Dus maakt volgens mij het volgende de man: de man die verantwoordelijk gehouden wil worden voor zijn eigen daden, omdat hij overtuigd is van de morele juistheid van zijn opvattingen, die aan zijn daden ten grondslag liggen.

Klinkt goed, als ik het zo teruglees. Met recht een ideaalbeeld. Nu nog waar maken…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten