dinsdag 7 juni 2011

Sprookjes

Dit is ons stukje geplaatst in het maartnummer van De Uitvreter.

Lieve Emy,
Als ik aan de liefde denk, dan denk ik aan de ware liefde. Een toekomstdroom, een aangeleerde gedachte, de hoop op iemand die mijn leven aangenamer maakt.
Maar is de ware liefde geen illusie? Ik denk dat de ware liefde vooral de behoefte is aan erkenning, de behoefte aan iemand die zegt: ‘wat ben je toch een lekker ding’ of ‘wat zit je haar leuk’ of ‘niemand is zo slim als jij’. Vooral die laatste optie spreekt me aan.
Als ik aan de liefde denk, dan denk ik aan gemiste kansen. Dat meisje in de trein, lonkend met haar ogen. Dat meisje bij het uitgaan, dat fluisterde dat ze niet met iedereen naar huis ging. Mijn oude meisje, dat ik verliet, omdat ik niet zeker wist of zij de ware was.
De tijd verstreek en ik denk aan die gemiste kansen als aan lantaarnpalen: ze staan continu voor je neus en bieden licht in donkere dagen, maar toch: je loopt er zelden tegenaan.
Als ik aan liefde denk, dan zie ik het overal. Is liefde overal? Je kunt het zien als je naar de supermarkt loopt of als je op het strand ligt: een jongen met een baard likt aan hetzelfde ijsje als dat meisje met die rode broek. Overal waar je komt zie je gelukkige stelletje en verlangende blikken van hen, die nog op zoek zijn.
Nu vraag ik jou, is het stom om in de ware liefde te geloven, in die ene persoon die jouw leven net een stukje prettiger gaat maken, waar je lief en leed mee delen kunt? Ik weiger mijn droom op te geven, mijn droom van de lantaarnpaal, die ergens in een donker straatje licht staat uit te stralen, licht, speciaal voor mij bedoeld.

Lieve Rolf,
Ik zal je een verhaaltje vertellen. Het is bedacht door twee Vlamingen die zich Kommil Foo noemen.
Er was eens een prinses, de ‘Prinses waarvan sprake’. Ze woonde samen met de Prins van haar Leven in een prachtig paleis en zo leefden zij lange tijd gelukkig. Op een dag klopte er iemand aan de deur. De Prins van haar Leven deed open: ‘Goedemorgen,’ zei de man aan de deur, ‘ik ben de Prins van de prinses’ Dromen.’ In blinde razernij bracht de Prins van haar Leven de Prins van haar Dromen om het leven, om hem de volgende dag weer voor de deur aan te treffen. En weer, en weer. De Prins van haar Dromen weigerde te sterven, en de Prins van haar Leven stierf aan een gebroken hart.
Voor ons is het nog moeilijker dan voor de ‘Prinses waarvan sprake’. De potentiële prinsen en prinsessen lijken overal, maar toch zo moeilijk te vinden. Zodra we er een gevonden hebben gaan we twijfelen: is dit wel ‘de ware’? Voor deze kiezen sluit alle andere opties uit.
We dromen van de ware, van iemand die te goed voor ons is, maar zelf denkt dat wij te goed voor hem zijn. Dat je elkaar op een voetstuk plaatst, en zo weer op gelijke hoogte staat. Maar wel op afstand, want als jij en je ware te dicht bij elkaar in de buurt komen zie je onvermijdelijk elkaars tekortkomingen. Iemand helemaal zien en dan zeggen ‘nee, bedankt,’ is er iets kwetsender? Dus verbergen we ons, rennen we weg, zien we de fouten in de ander die zo stom was onze fouten niet als eerste op te merken. Anderen klampen zich vast aan een ander van wie ze denken dat diegene de enige zal zijn die hen accepteert.
De daadwerkelijke ware, de Prins(es) van je Leven, is degene bij wie je blijft, zonder dat je je tekortgedaan voelt. Het gevoel iets tekort te komen heeft misschien weinig te maken met de gebreken van de ander. Wederzijdse erkenning, daar is moed voor nodig. En minder gedroom.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten